header-foto12.png

Nieuws

Het hoogste puntje van Marrum is weer compleet!

Vanmiddag is dan eindelijk na een ruime maand de windhaan weer geplaatst op de kerktoren van de Godeharduskerk! Sommige inwoners hadden hem nog niet gemist, anderen zaten met smart te wachten tot de kerk weer compleet zou zijn. Het vervangen van de windhaan was een bijzonder klusje. Met name de locatie van de kerk en de hoogte was een obstakel dat gelukkig kon worden opgelost.

De grote kraan die de klus moest klaren kon niet worden gemist in de dorpskern! Op 20 oktober jl is de windhaan verwijderd en vandaag 25 november is hij teruggeplaatst. De foto's van beide situaties zijn toegevoegd. Ziet u de verschillen??

 

Windhaan/weerhaan.

Een windhaan of weerhaan is een windwijzer in de vorm van een haan. Sommige torenhanen zitten op een windkruis en/of op een metalen bol. Ze worden vooral geplaatst op de spits van kerktorens.

Van oudsher was het gebruikelijk een kruis, bol of haan te plaatsen op een toren, maar ook op een paal en ook op de kruin van een kerstboom en een Meiboom. Deze dienden als afweermiddel.

Met de kerstening werden deze symbolen behouden. Christenen gingen echter een band zoeken in de Bijbel en die vonden ze dan ook ten opzichte van de haan. De haan werd een attribuut van de apostel Petrus en verwijst naar diens verloochening van Jezus en zijn berouw daarover (Markus 14:72). Na dit voorval verkondigde Petrus volgens de overlevering het christelijke geloof tot aan zijn dood. In die betekenis staat het dier ook vaak afgebeeld op biechtstoelen.[1]

Met de kerstening werd het kruis dus een christelijk symbool, alhoewel het in de heidense tijd een afweersymbool was, tezamen met de donderbeitel en de hamer. Voor de glansbal op een kerktoren konden die christenen echter geen verklarende tekst uit de Bijbel vinden. Deze glansbal is echter verwant aan de kerstbal.

De 'windhaan' draait soms niet met de wind mee. Deze haan op torenspitsen laat dus niet altijd zien vanuit welke richting de wind komt. Ook zijn er andere afbeeldingen op kerktorens te vinden. Zo staat bijvoorbeeld op de Martinitoren in de stad Groningen een heus paard, waarvan men zegt dat het zo groot is als een echt paard. Dat spreekt tot de verbeelding, maar er moet bij gezegd worden dat het paard een kleine pony is. De Kloosterkerk in Assen heeft een bazuinblazende engel op de torenspits. Op de spits van de Jacobikerk in Utrecht, is in de jaren 50 een jacobsschelp geplaatst.

Op Lutherse kerken staat doorgaans een zwaan. Volgens de christenen verwijst deze zwaan naar de theoloog Johannes Hus (Hus betekende in zijn landstaal: gans). In Praag werd hij in 1415 wegens vermeende ketterijen op de brandstapel gebracht. Hij zou toen uitgeroepen hebben: "Jullie verbranden een gans, maar er zal een zwaan uit zijn as herrijzen". Deze uitspraak zou een eeuw later (1517) in verband worden gebracht met Maarten Luther en zo werd de zwaan het herkenningsteken van de Lutherse kerk. De zwaan was echter in de heidense tijd een heilig dier en werd voornamelijk met mythische wezens als elfen en goede-vrouwen in verband gebracht. Zwanen spelen een belangrijke rol in de Germaanse mythologie en volkscultuur, daarom werd ook de zwaan door de christenen overgenomen en op kerktorens geplaatst.

Torenhanen werden vroeger soms beschoten. Vele vervangen windhanen hebben schietgaten. De haan op een toren wordt dan ook in verbinding gebracht met vogelschieten.

De oudste kerkelijke verwijzing naar een windhaan stamt uit de 9e eeuw. Bisschop Rampertus van Brescia liet in het jaar 820 een bronzen haan gieten en op de toren van de kerk San Faustino Maggiore plaatsen, maar een haan op 'n paal, boom of toren is een veel ouder heidens gebruik.

De Godeharduskerk.

De kerk was gewijd aan Godehardus van Hildesheim (960-1038) en kan als romanogotisch bouwwerk worden beschouwd. De locatie is middenin het dorp op een kerkhof, omringd door een boomsingel.

De eenbeukige bakstenen kerk werd gebouwd in de 13e eeuw met gebruik van tufsteen van de voorganger (11e eeuw). Iets van dat tufsteen is nog in de muren, vooral de zuidmuur, achtergebleven. Aan de noord- en zuidmuur is ook te zien dat de kerk diverse aanbouwen moet hebben gehad. Het koor, uitwendig vijfzijdig en inwendig rond gesloten, kreeg in de 16e eeuw een nieuwe kap. In 1796 werd het gebrandschilderd glas verwijderd. De rondboogvensters, die de 16e-eeuwse gotische ramen vervingen, dateren uit 1802. De westgevel heeft met lisenen een driedeling. Boven de omlijste ingang bevinden zich een gedenksteen en een roosvenster.

De oorspronkelijke stompe kerktoren van onbekende datum werd in 1858 vervangen door een geveltoren met ingesnoerde spits uit 1858. Er hangen een aan Andries Obertin toegeschreven kleine klok uit 1630 en een door Van Bergen in 1945 gegoten grote luidklok.